Basis en kaderopleiding in Roermond
Het was 6 november 1967 toen ik met de trein naar Roermond ging. Daar moest ik me melden op de Ernst Casimirkazerne en had een vrij vervoer gekregen voor de trein.
Op het station werden we opgevangen en naar de kazerne gebracht. Eerst werd de PSU in ontvangst genomen en daarna moesten we het stro in de matraszakken doen en er op springen, want daarop zouden we de komende tijd op moeten slapen. Maar binnen een week mochten we deze matrassen omruilen voor schuimrubberen matrassen. Dat lag toch wel wat lekkerder.
We moesten de eerste weekenden binnenblijven en moesten altijd in uniform lopen, ook op de avonden en in de weekends. We moesten alle hoger geplaatsten natuurlijk groeten en als er een officier binnenkwam moesten we in de houding staan en meldde de kameroudste de kamer.
We kregen eerste onze basisopleiding. We werden in het begin afgemarcheerd naar het badhuis. Daar kreeg je dan 3 minuten water, dan inzepen en afspoelen en dan was het weer voor de volgende ploeg.
We hadden als wapen een FAL gekregen, dat moest natuurlijk veel gepoetst worden, maar je moest het ook in en uit elkaar halen. Als we een oefening hadden gehad of er was geschoten had het natuurlijk weer extra onderhoud nodig.
Na een oefening nam ik het soms mee onder de douche en zette het dan dik ingeolied in een blik op zijn kop in de kast, dan kon ik zo snel mogelijk de stad in.
Ging daar altijd naar het Stoepke, dat lag aan de Roerkade vlak naast KMT (Katholiek Militair Tehuis). Daar kon je lekker dansen, dicht tegen elkaar aan. Slijpen noemde we dat, op nummers als Monia
Bij het KMT konden we ons wel stiekem omkleden om in burger de stad in te gaan. Maar het had ook grote voordelen vond ik om in uniform op stap te gaan. Op verschillende plekken kreeg je korting en er waren meisjes die het uniform erg mooi vonden.
Wij reden als we naar huis gingen met een militaire trein. Daarvoor werd je van de kazerne op vrijdag afgemarcheerd en dan mocht je rot voor rot (4 man) de trein in. Wij hadden dan vaak lekker een coupé, voordat in Weert de aspirant-onderofficieren instapten.
In Reuver kon je als soldaat voor half geld naar de dancing en een biertje was ook goedkoper. Daar was een overvloed aan vrouwelijke bezoekers. Dus met een soldaat uit Zwolle gingen we regelmatig al vroeg op zondag terug naar de kazerne om dan daar te gaan dansen.
Kaartlezen vond ik mooi en marsen natuurlijk ook, hardlopen en in het begin de hindernisbaan ook wel. Behalve die keer dat ik met afflanken iets verkeerds deed en met twee benen aan een andere kant van de balk kwam.
We hadden onze basisopleiding gezamenlijk met de TS (Technisch Specialist) en daarna kregen we de AKV (Algemene Kader Opleiding) je was dan al soldaat eerste klasse.
Bivakoefening
Het was winter en we hadden een oefening op de Beegderheide. Tijdens de oefening veel kaartlezen en op een nacht moesten we in groepjes van 3 man met de oefening over de stuw bij Linne. Ik had met de kaart op dat moment wel 7 groepjes bij me.
Het had gesneeuwd en het was glad. Ik weet nog dat een MAG-schutter niet over de stuw durfde en die moest een groot stuk omlopen. Aan de andere kant stond het kader met voeding, ’t is te zeggen ‘voeding’: een kist met aardappelen en wortelen! Je moest maar zien wat je er mee deed. We hadden wel gevechts- en noodrantsoenen, die laatste mocht je natuurlijk niet gebruiken.
We kwamen langs een bakker. Dat rook heerlijk. Wij naar binnen of we niet een paar broodjes op de pof konden bekomen en dat lukte ook nog.
We hadden een schuilbivak in schuttersputjes en als we dan ontdekt waren moesten we vluchten naar ons reservebivak, die je meteen bij aankomst moest gaan verkennen. Nadat we die dagen een aantal keren opgejaagd waren geweest, besloten we direct maar naar ons nieuwe schuilbivak te gaan. We hadden een verrader van de TS bij ons, die liep altijd mee naar ons bivak en gaf dat dan door aan het kader.
Ze vonden ons mooi niet. We hadden in onze schuttersput en ligsleuven een kampvuurtje gemaakt, zodat we het toch warm hadden. Zo hielden we het wel uit, maar vrijdagochtend naar het verzamelpunt want daar zouden de vrachtauto ons ophalen. Maar er was niemand. Waar waren de anderen ?
We besloten uiteindelijk maar al wandelend naar de kazerne terug te keren, want we moesten naar huis. Toen onze groep de kazerne kwam opgemarcheerd, stond iedereen in rijen opgesteld om naar het station afgemarcheerd te worden.
Ons kader vroeg waar wij vandaan kwamen. Wat bleek nu? De oefening was de dag ervoor al afgelopen. We hadden wel toeteren gehoord maar dachten ‘ons vinden ze niet’. Nu we mochten dat weekend binnenblijven omdat we zo fanatiek geweest waren.
En fanatiek was ik tijdens de oefeningen. We hadden een oefening waar we luisterpost, patrouille, wacht en rust hadden om de beurt. Ik was tijdens een patrouille het vijandelijke bivak binnen getijgerd, maar door een alarm lag ik midden in hun bivak. Terwijl ik in een geul daar onder een aantal bladeren lag, kwam de CADI-wagen en iedereen ging daar wat drinken en eten kopen. Ik had ook trek en op dat moment en ik ging gewoon in de rij staan. Niemand had in de gaten dat ik de vijand was maar ik kon het bivak niet af zonder langs de wachten te moeten.
Uiteindelijk ben ik met mijn wapen de radio-commandopost binnengelopen. Dat vond men zo goed van me, dat ik door een kaderlid weer met een jeep naar mijn eigen bivak gebracht werd.Tja ik had mijn beurt luisterpost en rust wel niet gedaan, maar was wel erg lang op patrouille geweest.
Op een dag werd er binnen het peloton gevraagd ‘wie is er kok’? Ik meldde me en mocht gaan helpen in de officiersmess. Ik heb de hele avond staan afwassen tot na 24 uur en moest gewoon weer in de ochtend op appél en meedraaien.
Later mochten we in de weekenden ons uniform uitlaten. We hadden eenmaal per week nachtpermissie. Dan mocht je tot 24 uur de stad in, de andere dagen moest je voor 22 uur binnen zijn. Je had dan avondappél door de sergeant van de week, dan moest je ontkleed in bed liggen of gekleed in de houding voor je bed staan. We hadden ook ochtendappél op de kamers. Dan werd er gefloten en kwam even later ons pelotonskader ons inspecteren voordat we compagnie-appél hadden op het kazerneterrein. Dan werd de vlag gehesen, door de wacht.
Carnavalswacht
Er werden vrijwilligers gevraagd om wacht te draaien tijdens de carnaval. Daar ik niets met carnaval had meldde ik me aan. Tijdens de wacht stond je een tijd voor de poort. Je stond in de houding, marcheerde dan naar de andere kant, maakte daar rechtsomkeer en liep weer terug naar je plaats. Je praatte met niemand. Je had ook portierdienst dan controleerde je het paspoort en deed de slagboom open. Verder liep je patrouilles over het terrein en had je ook twee uur rust.
We mochten tijdens de rust tijdens deze dienst zelfs even kijken bij het carnavalsfeest dat in de mess gehouden werd en kregen een frisdrankje. Tijdens mijn wacht kwam er een dronken man, die lalde wat maar ik mocht natuurlijk niet met hem praten. Hij vloekte en beledigde het Koninklijk Huis. De wachtcommandant kwam uiteindelijk naar buiten en stuurde de man weg. Ik werd afgelost maar zag dat de man op het voorterrein naar de zijpoort liep. Ik vertelde dat aan de wachtcommandant en werd samen met een andere soldaat daarheen gestuurd over het kazerneterrein. De man was over het hek geklommen en mijn maat zei tegen de man dat hij mee moest naar de wachtcommandant. Toen gaf de man hem een klap.
Bajonet op het wapen
Ik bedacht me geen moment, sloeg met de kolf van mijn wapen en zette gelijk mijn bajonet op het wapen. We brachten de man voor ons tweeën uit naar de wacht, alleen had de portier de slagboom niet omhoog gedaan. Op het moment dat de man er onderdoor ging en wij hem wilden volgen, zette hij het op een lopen. De wachtcommandant gaf me een patroonhouder en zei ‘Hou hem tegen’
In een snelle handeling plaatste ik het magazijn in het wapen en riep ‘Halt of ik schiet’.
Hij rende door en ik schoot één keer op de uitgangspoorten. Hij stond direct met zijn handen omhoog en we brachten hem binnen bij de wachtcommandant. Ik moest voor de deur staan met mijn wapen, en de man was plotseling helemaal nuchter. Maar niemand sprak met hem, ook de wachtcommandant niet. Hij werd in de cel gezet achter de wacht totdat de marechaussee met een combi het terrein op kwam rijden.
Hij werd uit de cel gehaald en zei tegen de MP, dat ze hem behandelden als moordenaar. De Marechaussee vroeg aan de wachtcommandant of hij geen touw had,’ want dan hangen we deze moordenaar op. ‘Want moordenaar komen er altijd gemakkelijk van af’. Hij huilde nu en liet zich meenemen. Ik moest daarna nog twee keer naar de brigade om een verklaring van de gebeurtenissen af te leggen van die wacht.
Dat was dus wel een hele gebeurtenis voor een 19 jarige.
Ik heb mij in die tijd ook opgegeven voor Suriname, want daar lagen Nederlandse militairen.
Ik moest op keuring in Den Haag in het Oude Militaire Hospitaal en werd goedgekeurd.